Wat zeggen joodse begrafenisgebruiken werkelijk over het wassen van het lichaam?
De Lijkwade van Turijn — een linnen doek waarop het beeld van een man verschijnt die tekenen draagt van kruisiging — is al decennialang het middelpunt van debat onder geleerden, gelovigen en sceptici. Of het nu gaat om de echtheid van het doek of de precieze datering: discussies laaien nog altijd hoog op, ook nu we ons in 2025 bevinden. Christenen geloven dat Jezus hier meer dan 2.000 jaar geleden in werd gewikkeld, maar bewijs voor en tegen die claim stapelt zich continu op.
Sommige experts stellen dat de lijkwade uit de Middeleeuwen stamt en als kunstproject werd gemaakt, mede gebaseerd op een kleine linnen reparatie die mogelijk later aan het originele doek werd toegevoegd. Radiokoolstofonderzoek uit 1989 dateerde het doek tussen 1260 en 1390: precies die periode dus. Maar in 2005 gaf het onderzoek van Raymond Rogers juist aan dat monsters uit latere, herstelde delen kwamen en dus geen goed beeld geven van de hele doek.
Het meest recente en fascinerende onderzoek — een 3D-analyse — suggereerde zelfs dat de lijkwade om een bas-reliëf werd gevormd, en dus eerder een middeleeuwse kunstuiting is. Toch blijft het debat in Nederland zijn eigen, nuchtere toon houden; mensen bespreken het in cafés in Amsterdam en op werkvloeren in Eindhoven.
Opvallend is een studie uit 1998 die beweerde dat Jezus’ lichaam wel degelijk werd gewassen voor zijn begrafenis. Bloedresten op de lijkwade zouden dan vooral wijzen op lekkend bloed na het wassen van wonden, zo was destijds de gedachte.
Maar nu, dankzij onderzoek van immunoloog Kelly Kearse (Johns Hopkins Universiteit), lijkt er toch meer bewijs dat het lichaam helemaal níet is gewassen — exact zoals dat hoort volgens de joodse gebruiken rond 30 na Christus.
Geen wassen vóór de begrafenis: zo zit het met de traditie
Volgens de traditionele joodse begrafeniscultuur worden lichamen niet gewassen als de dood gewelddadig plaatsvond, zoals bij een executie. In het Evangelie lezen we bovendien dat Jezus’ lichaam uitsluitend werd omwikkeld met linnen en kruiden. Interessant, want moderne inzichten uit Kearse’s onderzoek ondersteunen dat scenario sterk.
Met ultraviolette fotografie bekeek Kearse hoe bloed, vlak na overlijden, zich hecht aan textiel: met verhoogde zuurgraad en verstoorde stolling — allemaal typisch voor een post mortem situatie. Elementen als serumranden (“halo’s” rond bloeddruppels) wijzen erop dat het bloed direct van ongewassen wonden afkomstig is.
En die observatie is cruciaal: Serumranden ontstaan alleen wanneer het bloed begint te stollen vóór de aanraking met de doek. Dat zou onmogelijk zijn als het lichaam eerst gewassen was; dan mist het bloed precies die eigenschappen.
Wassen van het lichaam na overlijdenswonden zou aanstolling verhinderen — met als resultaat dat ‘halo’s’ niet of nauwelijks ontstaan. Dergelijke patronen, die nu wél op de lijkwade zijn aangetroffen, bevestigen dus de oude traditie.
Tegelijk drogen “gewassen” bloedsporen wel, maar stollen zelden. Vandaar dat die karakteristieke overdracht op linnen niet kan optreden. Rechtstreekse bloeding uit wonden, ook uren na het overlijden, leidt juist wel tot die unieke patronen.
Wat betekent dit voor ons begrip van geschiedenis?
Het nieuwste onderzoek toont dus overtuigend aan dat de hoofdmechaniek van bloedoverdracht op de lijkwade wassen van het lichaam vóór het omwikkelen uitsluit. Daarmee sluiten de bloedsporen nauw aan bij het klassieke, joods-christelijke beeld van het begrafenisritueel bij Jezus.
Voor wie in Nederland opgroeide met de verhalen over de Lijkwade — of het nu in een protestantse kerk, een katholieke parochie, of gewoon uit nieuwsgierigheid was — is dit weer een intrigerende wending in het eeuwenoude mysterie. En eerlijk: het zet je toch aan het denken over de dunne scheidslijn tussen traditie, wetenschap en geloof.