Nieuw onderzoek gebruikt een wiskundig model om te verklaren waarom alleen vrouwen van zoogdieren (zoals mensen) hun jongen zogen
Het is zo’n vanzelfsprekend gegeven: alleen vrouwen geven borstvoeding – maar waarom eigenlijk? De Universiteit van York bracht in 2024 een team van biologen, artsen en wiskundigen samen om dat bekende patroon te onderzoeken. Want in de evolutie bestaan zelden regels zonder een voordeel. Toch lijkt het op het eerste gezicht logisch: hoe meer verzorgers, hoe gezonder de baby, toch?
Juist dat idee hebben de onderzoekers met slimme computermodellen kritisch bekeken. Het resultaat is opvallend: hun berekeningen laten zien dat als beide ouders, dus man én vrouw, hun kind zouden voeden, de kans op darmproblemen bij het jong juist flink toeneemt. Simpel gezegd: de overlevingskans daalt.
Het leverde de afgelopen decennia al discussies en theorieën op. In de jaren 70 stelde een populaire – maar achteraf twijfelachtige – hypothese dat mannetjes niet zo veel energie steken in de zorg voor baby’s, omdat ze nooit 100% zeker weten of het hun eigen nakomelingen zijn. Maar laten we eerlijk zijn: die stelling blijkt wetenschappelijk niet sterk.
Sterker nog, er zijn uitzonderingen op de regel. Wist u dat er een vleermuissoort bestaat waarbij mannetjes wél melk geven? De Dayak-fruitvleermuis doet het gewoon. Zulke voorbeelden mogen zeldzaam zijn, feit is ook dat er dierensoorten zijn waar mannetjes extreem betrokken zijn bij de zorg.
Dr. George Constable van het Mathematisch Instituut in York noemt het voorbeeld van de oeistiti-aap uit Zuid-Amerika: “Vader-oeistiti’s zorgen tot wel 90% van de tijd voor hun kroost en brengen het alleen naar moeder terug voor voeding. Dat paste totaal niet bij de theorie uit de jaren 70. Er moest méér aan de hand zijn.”
Het team kwam met een nieuwe, stevig onderbouwde verklaring die gepubliceerd werd in Nature Communications (2024). Hun conclusie is verrassend logisch: alles draait om de overdracht van micro-organismen.
Borstvoeding bevat miljarden bacteriën. Niet alleen slechte – juist veel goede, die de darmflora helpen ontwikkelen. Zonder die zogenoemde microbiota is het menselijk darmsysteem vatbaarder voor ziektes en ontwikkelt het zich minder sterk.
Maar: als beide ouders voeden, verdubbelt de kans dat een schadelijke bacterie wordt doorgegeven. Even beeldend: koop je twee loten voor dezelfde trekking, is de kans op een ‘treffer’ (in dit geval: een infectie) twee keer zo groot.
Daarom werkt moeder-alleen als natuurfilter: de kans dat een jong via haar melk iets kwaadaardigs krijgt, is kleiner dan bij twee voedende ouders met elk hun eigen microbiële flora.
Ook daarvoor heeft het team een mooie verklaring. Tijdens het geboorteproces én zelfs in de zwangerschap, brengt de moeder al haar microbiota over op het kind. De “lot” van de moeder heeft het kind dus bij ontvangst al, waarmee haar melk als verlengde overdracht geldt. Zo blijft het risico beperkt tot één bron.
Dr. Constable vult aan: “Dit sluit aan bij een patroon van evolutiestrategieën bij zoogdieren. Vergelijk het maar met mitochondriaal DNA, dat wereldwijd alleen via de moeder wordt doorgegeven. Het is een soort natuurlijke filter tegen ongewenste mutaties.” Voor melkoverdracht geldt hetzelfde principe.
Toch: hoeveel een wiskundig model ook verklaart, het is mogelijk dat de werkelijkheid genuanceerder ligt. Op dit moment is dit echter de beste onderbouwing die er bestaat – en het vult een cruciale leemte in de evolutietheorie.
Goed om te weten:
- De onderzoekers benadrukken dat hun hypothese géén richtlijn is rond menselijke borstvoeding in het moderne dagelijks leven. Dr. Fagan: “Ons model verklaart vooral de langetermijnevolutie bij dieren. Voor individuele gezinnen in de 21e eeuw zegt het niets over de beste keuzes voor veilige babyvoeding. Het draait puur om selectiedrukken die ontstaan over honderden generaties.”
BRONNEN:
- Constable, George, et al. “Maternal Transmission as a Microbial Symbiont Sieve, and the Absence of Lactation in Male Mammals.” Nature Communications, vol. 15, no. 1, 2024, artikel 49559, https://doi.org/10.1038/s41467-024-49559-5.