“Het vergt een dorp om een kind op te voeden.” Antropologisch onderzoek bevestigt het

Kinderen floreren als ze opgroeien met meerdere verzorgers, bevestigt een nieuw onderzoek onder jagers-verzamelaars. Nederlandse kinderopvang kan hier belangrijke lessen uit trekken.

Verspreid de liefde

Kinderen floreren als ze opgroeien met meerdere verzorgers, toont een studie onder jagers-verzamelaars aan

Ondanks alle vooruitgang op het gebied van pedagogiek, de doorbraken binnen de neurowetenschappen, en de nieuwste gadgets om de ontwikkeling van kinderen te stimuleren, blijkt dat we anno 2025 nog steeds veel kunnen leren van onze voorouders. En dan bedoel ik niet je eigen opa uit Groningen, maar mensen uit de diepste prehistorie. Een recent onderzoek bevestigt namelijk de oude wijsheid: “Het kost een heel dorp om een kind groot te brengen.”

Het onderzoek is uitgevoerd door Nikhil Chaudhary, evolutionair antropoloog aan de Universiteit van Cambridge. Zijn team ontdekte dat baby’s in hedendaagse jagers-verzamelaarsgemeenschappen gemiddeld negen uur per dag aandacht en fysiek contact krijgen van wel vijftien verschillende verzorgers. Hierdoor zijn deze kinderen psychologisch en emotioneel optimaal uitgerust om zich te ontwikkelen met een hoge mate van zorgzaamheid en persoonlijke aandacht.

Chaudhary wijst erop dat moeders gedurende het grootste deel van onze evolutie waarschijnlijk veel meer ondersteuning ontvingen dan nu vaak het geval is in westerse landen zoals Nederland. Volgens hem laat het huidige beleid zien dat kinderopvang en ondersteuning voor gezinnen een hogere prioriteit krijgen, iets wat we hier bijvoorbeeld terugzien in het succes van landelijke kinderopvangorganisaties als Partou en de recente uitbreiding van het geboorteverlof. Maar om het welzijn van moeders en kinderen echt te waarborgen, is er meer nodig dan alleen beleidsmaatregelen.

“Tijdens maar liefst 95% van onze evolutionaire geschiedenis leefden we als jagers-verzamelaars,” legt Chaudhary uit in een interview met de Volkskrant. “Daarom kunnen deze hedendaagse gemeenschappen licht werpen op de systemen van opvoeding waar baby’s en ouders psychologisch aan aangepast zijn.”

Toch waarschuwt hij dat we niet te snel parallellen moeten trekken: “Veel aspecten van onze psychologie zijn flexibel en passen zich aan aan verschillende levensvormen. Hoe sterk dat geldt voor het opvoeden zelf blijft onderwerp van discussie binnen de wetenschap.”

Voor het onderzoek werkte het team onder andere samen met de Mbendjele BaYaka, een jagers-verzamelaarsvolk uit Congo. Hun ervaringen gaven verrassende inzichten die ook relevant kunnen zijn voor ons hier in de Randstad of zelfs op het Brabantse platteland.

Zoals gepubliceerd in het toonaangevende tijdschrift Developmental Psychology, concluderen de onderzoekers dat kinderen mogelijk ‘evolutionair voorbereid’ zijn op intensief contact en zorg van meerdere verzorgers – naast hun biologische ouders. Dit verklaart ook waarom kinderen in opvangsituaties zoals de BSO hier in Nederland, vaak opvallend veerkrachtig blijken.

In deze gemeenschappen draait de zorg voor kinderen allang niet alleen om de ouders. Regelmatig heeft een kind 10, soms wel 20 verschillende verzorgers. En, opvallend: het netwerk rond een moeder is vaak samen verantwoordelijk voor het troosten en verzorgen van huilende baby’s, een van de lastigste kanten van het ouderschap waar bij ons nogal eens een beroep op de buurvrouw of opa wordt gedaan.

Zoals kinderpsychiater Annie Swanepoel uit het onderzoeksteam het verwoordt: “Stevige steun voor moeders biedt directe voordelen voor kinderen, zoals minder kans op verwaarlozing en mishandeling, betere bescherming bij tegenslagen, en het versterken van het mentale welzijn van moeders – en die wisselwerking betaalt zich uit in betere ouderzorg.”

Het onderzoek bracht nog iets boeiends aan het licht: ook oudere kinderen en pubers zijn actief betrokken bij de zorg voor baby’s. Zo doen zij ervaring op waar ouderschap in Nederland misschien juist een sprong in het diepe is. Dit vergroot hun zelfvertrouwen als toekomstige verzorgers en zou zelfs angsten van jonge, onervaren ouders kunnen helpen voorkomen.

De onderzoekers maken ook een kritische kanttekening bij de moderne kinderopvang hier, die vaak slechts is ingericht als “werk-opvang”. Echte ontlasting van ouders – niet alleen zodat ze kunnen werken, maar ook zodat ze echt kunnen bijkomen – verdient meer aandacht, zo stelt het team. Want ouders zijn in moderne samenlevingen vaak meer op zichzelf aangewezen dan ooit hiervoor.

Toch laat het onderzoek zien dat kinderen zichzelf prima kunnen aanpassen binnen een flexibel netwerk van verzorgers, mits er een stabiele kern is van enkele vertrouwde mensen. Zo hebben mbendjele-kinderen baat bij veel verschillende prikkels, maar blijven ze altijd terugvallen op die vaste vertrouwelingen voor consistentie en zorg op maat.

Dit alles herinnert ons eraan dat we – als maatschappij, gemeente, of zelfs als ouders van nu – baat kunnen hebben bij het samen opvoeden. Misschien inspiratie voor crèches en scholen hier om in te zetten op bredere netwerken en meer ‘dorpgevoel’. Wellicht iets voor de volgende innovatie in de Nederlandse kinderopvang?